Uitgever
Glénisson en Zoon
Beschrijving
Sjabloonkleuring geel oranje en groen
Periode 1856 - 1900
Sjabloonkleuring geel, rood en groen
Periode 1856 - 1900
Sjabloonkleuring geel, rood en blauw
Periode 1856 - 1900
Titel
Onderwerp
24 houtblokken met kader, niet gesigneerd, 6 rijen van 4 blokken, 43 x 58 mm., tweetalige onderschriften.
Het leven van Saartje Jans (Margot) de kokkin die haar werk slecht doet, wordt ontslagen en soldaat wordt. Boven, als titel:
Zie in deez’ prent de vrolijkheid van Saartje Jans de keukenmeid.
De opgewekte manieren van Saartje zijn soms alleen maar smakeloze grappen, waarvan de gevolgen desastreus kunnen zijn. Zo raakt op een dag de kachel van haar minnares zo oververhit dat ze dreigt levend te worden verbrand :
Maak rok en boeselaar aan een kant
Daar vliegt de stoof al in den brand.
Als zijn minnares hem na deze kinderachtigheid wegjaagt, staat Saartje berooid op straat. Ze is echter blij vrij te zijn en besluit de kost te verdienen door te leuren. "En als ik geen zaken doe", zegt ze, "word ik soldaat" :
Met’t zijgeweer heb ik geen schroom
Al vocht ik zelve met den boom.
En in de volgende scènes, nog steeds gewapend met een sabel maar in haar vrouwenkleren, wordt Saartje bewonderd door toeschouwers, soms dansend op een ton, soms vechtend tegen denkbeeldige vijanden of soldaatje spelend :
Zij trekt ter wacht heel assurant,
Zie Saartje is al sergeant.
Relatie
De afbeelding is een ruwe kopie, vrij getrouw, maar in spiegelbeeld en gemoderniseerd, naar een Nederlandse prent uit het einde van de achttiende eeuw, gepubliceerd met verschillende adressen, met name met die van Erve H. Rynders (nr. 12). Delhuvenne behield de Nederlandse tekst. Een replica uit het begin van de 19e eeuw werd uitgegeven door W. van Bergen in Breda (nr. 61) en later door Broese & Comp, uit dezelfde stad (nr. 21). Het beeld dateert in ieder geval uit het midden van de zeventiende eeuw. We hebben de originele vorm in een heel mooi oud houtblok, waarvan we slechts één uitgave kennen van J. Noman in Zalt-Bommel (Nr. 254). Ze beschrijft hoe het “Westfaalsche Geesje” vanuit Westfalen naar Amsterdam reisde om daar een dienst te krijgen. Als bediende aangenomen met een salaris van “9 Daalders” per jaar, doet ze haar werk slecht genoeg en wordt eruit gegooid. Ze gaat in een andere dienst waar ze zich beter gedraagt; ze heeft een minnaar en trouwt, en de prent eindigt met een scéne waar ze haar kind borstvoeding geeft (Geesje geeft haar kind een pram).
Taal
Type
Aanduiding
5.1 Beeldverhalen algemeen
5.1.90 Saartje Jans
Opmerkingen